Medische woestijnvorming
Medische woestijnvorming is de term die verwijst naar gebieden waar de toegang tot de medische zorg wordt beperkt door een tekort aan zorgverleners en faciliteiten. In Nederland tracht men deze term omwille van mogelijke ongewenste connotatie te vervangen door "medische verschraling".
De situatie is natuurlijk even erg, ongeacht de benaming. Ik ben meer voorstander van de schokkende term "medische woestijnvorming" omdat die ons meteen keihard met de neus op feiten drukt.
Tien jaar geleden kon geen kat zich voorstellen dat dergelijke situatie zich in onze beschaafde en goed ontwikkelde contreien zou kunnen voordoen. De harde realiteit nu is dat zelfs in Antwerpen - of all places, dus niet op de parking - een apart centrum moet worden opgericht voor patiënten die nergens nog toegang vinden tot de huisartsgeneeskunde.
Evenzeer verslikte ik mij in mijn koffie bij het beeld tijdens één van de schitterende reportages van Jan Leyers over Duitsland, waarbij ouderen en andere patiënten staan aan te schuiven aan een omgebouwde bus - ditmaal wel op een parking - die sporadisch langskomt, met een arts aan boord die na 8 jaar uit zijn pensioen is teruggehaald om toch nog af en toe medische zorgen toe te dienen aan de plaatselijke bevolking. In Duitsland, niet Burkina Faso - u hebt het goed gelezen.
De harde realiteit is dat in Antwerpen - dus niet op de parking - een centrum moet worden opgericht voor patiënten die nergens nog toegang vinden tot de huisartsgeneeskunde.
De OESO beveelt aan om dringend deze regio's te identificeren en strategieën te ontwikkelen om zorgverstrekkers daar aan te trekken en te behouden. Financiële incentives zoals subsidies, betere betalingen en tussenkomsten in leningen zouden hier voor moeten bijdragen. Digitale oplossingen als telemonitoring en telegeneeskunde zouden eveneens moeten helpen.
Waar minder aandacht aan werd besteed in deze materie, is de obligate wens van de meeste jonge artsen om zich te kunnen aansluiten in groepspraktijken. Dat betekent dan ook dat je - alle persoonlijke incentives ten spijt- op zijn minst een groep van reeds weinig beschikbare artsen zult moeten vinden die zich gezamenlijk willen engageren in dergelijke gebieden.
Het zich beperken tot vestigingssubsidies heeft overigens weinig zin als daar geen verbintenis aan vasthangt van duurtijd en activiteitsdrempel. Een bordje op de deur met "patiëntenstop" of een herorganisatie van de praktijk na 2 jaar door aansluiting aan een groepspraktijk elders, biedt weinig soelaas voor het probleem. Hetzelfde geldt volgens mij voor een systeem van zuiver forfaitaire betaling of vaste uurlonen, ongeacht de ontwikkelde activiteit.
Een meer duurzame financiële incentive die kans op slagen maakt, is misschien wel een nog niet geëxploreerd systeem van differentiële honorering of belastbaarheid afhankelijk van de plaats waar de arts zijn praktijk voert. Dit is op zijn minst - in tegenstelling tot alle andere voorgestelde vormen van incentives - een methode om zorgverstrekkers tot productiviteit aan te sporen in gebieden die door niemand als "interessant" worden beschouwd.
Ons land heeft pas beslist om de terugbetaling van telegeneeskunde te stoppen, terwijl dit juist als meerwaarde wordt beschouwd in de aanpak van medische woestijnvorming. Misschien kan ook hier een andere houding voor sommige gebieden bijdragen aan een oplossing voor het probleem van ontoegankelijkheid.
Ik weet echter niet of dergelijke voorstellen de toets van de haalbaarheid zullen doorstaan doorheen onze eigen structuren met commissies die zich voornamelijk bezighouden met betaalbaarheid van de zorg, verdeling van de middelen onder elkaar en waarvan de leden wellicht zelf geen missionaire betrachting hebben om zich in dergelijke gebieden te gaan vestigen. Onze overheid kan immers niemand verplichten om zich op plaats A of B te gaan vestigen.
Uiteraard zullen aspecten als leefbaarheid en veiligheid in de omgeving ook wel een belangrijke rol spelen in de vestigingskeuze. Dat zijn randvoorwaarden die, los van financiële incentives en medische strategieën, voor alle mensen moeten gewaarborgd worden.
Misschien is het toch verstandig om een grondig onderzoek uit te voeren bij actieve en toekomstige zorgverstrekkers met de vraag waarom ze zich momenteel niet in bepaalde gebieden willen vestigen, en wat hen van idee zou kunnen doen veranderen. Speculatie over redenen en oplossingen door zorgverstrekkers die niet in die situatie zitten, is eigenlijk ongepast. Mijn excuses.
Jan Stroobants gaat in een reeks van columns verder in op elementen die kunnen bijdragen om het tekort aan zorgverstrekkers op te lossen. Dit is de vierde in de reeks.